-
1 garage
garage [gaaraazĵ]〈m.〉2 (het) ergens plaatsen 〈 van vervoermiddel〉 ⇒ (het) stallen 〈 van fiets〉 ⇒ (het) op een zijspoor rijden 〈 van trein〉 ⇒ (het) parkeren 〈 van auto〉♦voorbeelden:1 stationnement interdit: sortie de garage • verboden te parkeren: uitritgarage à étages • bovengrondse parking→ voiem1) garage, stalling, boothuis2) (het) stallen, bergen, parkeren -
2 Garage
-
3 garage
n. garage--------v. in de garage stallengarage1[ gæra:zj, -idzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 garage ⇒ autostalling; garagebedrijf, benzinestation————————garage2〈 werkwoord〉1 stallen -
4 garage
garashi -
5 garage à étages
-
6 back the car out of the garage
back the car out of the garage -
7 turn the car into the garage
-
8 the car smashed into the garage door
the car smashed into the garage doorEnglish-Dutch dictionary > the car smashed into the garage door
-
9 mettre qn. sur une voie de garage
mettre qn. sur une voie de garageDictionnaire français-néerlandais > mettre qn. sur une voie de garage
-
10 stationnement interdit: sortie de garage
stationnement interdit: sortie de garageverboden te parkeren: uitritDictionnaire français-néerlandais > stationnement interdit: sortie de garage
-
11 voie de garage
voie de garage -
12 être mis sur une voie de garage
être mis sur une voie de garageDictionnaire français-néerlandais > être mis sur une voie de garage
-
13 гараж
garage -
14 garashi
garage [F], stalling [F], zijspoorDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > garashi
-
15 garashi
garage [F], stalling [F], zijspoor -
16 voie
voie [vwaa]〈v.〉2 spoorweg ⇒ baanvak, spoor(baan)3 wijze ⇒ weg, middel4 spoor ⇒ wagenspoor, spoorwijdte♦voorbeelden:1 les voies de communication • de verkeerswegen, de verbindingenvoies d'eau • waterwegenvoie lactée • melkwegvoies navigables • waterwegenvoie privée • eigen wegêtre dans la bonne voie • op het goede pad zijnpays en voie de développement • ontwikkelingslanden voie de guérison • aan de beterende handpar voie de terre • over landla voie ferrée • de spoorwegdonner, ouvrir la voie • het sein op veilig stellenvoies de fait • feitelijkhedenla bonne, la mauvaise voie • de goede, de slechte manier om iets te krijgenfrayer, ouvrir, préparer la voie • (als baanbreker) de weg bereidenmettre qn. sur la voie • iemand op het goede spoor brengen, op weg helpenpar des voies pacifiques • langs vreedzame weg, met vreedzame middelenvoies respiratoires • luchtwegenpar voie buccale • door de mond, oraal6 voie aérienne • verkeer, transport door de luchtvoie maritime • verkeer, transport over zeef1) (rij)weg2) spoorweg3) wijze, middel4) spoor5) kanaal, buis [biologie] -
17 back
adj. van achter, achter--------adv. achteruit; terug; achter--------n. rug; leuning; eind; verdediger (bij basketbal)--------v. bijstaan; naar achter leidenback1[ bæk]2 achter(hoede)speler ⇒ verdediger, back♦voorbeelden:(flat) on one's back • (ziek) in bedhave broken the back of something • het grootste deel/ergste van iets achter de rug hebben〈 informeel〉 get/put someone's back up • iemand irriteren/kwaad makenpat oneself on the back • tevreden zijn over zichzelfpat someone on the back • iemand een goedkeurend klopje gevenput one's back into something • ergens de schouders onder zettenglad to see the back of someone • iemand liever zien gaan dan komenstab someone in the back • iemand een dolk in de rug steken, iemand verradenturn one's back on • de rug toekeren〈 informeel〉 be on someone's back • veel/altijd kritiek hebben op iemand→ scratch scratch/II 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉1 achterkant/zijde ⇒ keerzijde, rug♦voorbeelden:the back of a book/hand • de rug van een boek/handat the back • achterintalk through the back of one's neck • uit zijn nek kletsen————————back22 terug-♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 get in through/by the back door • een baan krijgen via kruiwagens/dank zij oneerlijke manipulaties————————back3→ back away back away/, back down back down/, back off back off/, back onto back onto/, back out back out/, back up back up/1 achteruit bewegen ⇒ achteruitrijden, (doen) achteruitgaan♦voorbeelden:back the car out of the garage • de auto achteruit uit de garage rijdenback (one's car) into another car • achteruitrijden tegen een andere auto♦voorbeelden:→ back up back up/————————back4〈 bijwoord〉6 achterom♦voorbeelden:back in 1975 • (nog/reeds/destijds) in 1975 -
18 turn
n. draai, bocht; beurt; ommekeer--------v. draaien; omslaan; omkeren; worden; veranderen; omzetten; wendenturn1[ tə:n]3 wending ⇒ draai, (verandering van) richting4 beurt7 〈 benaming voor〉 korte bezigheid ⇒ wandelingetje, ommetje; ritje, tochtje; nummer(tje) 〈 in circus, show〉; 〈 bij uitbreiding〉 artiest 〈 in show〉♦voorbeelden:turn of the tide • getijwisseling, kentering 〈 ook figuurlijk〉the tide is on the turn • het tij keertthe next right turn • de volgende afslag rechts4 is it my turn to cook tonight? • moet ik vanavond koken?take turns at something • iets om beurten doen, elkaar aflossen met ietswait one's turn • zijn beurt afwachtenturn and turn about • om en om, om de beurtby turns • om en om, om de beurtin turn • om de beurt, achtereenvolgens; op zijn beurttake it in turn(s) to do something • iets om beurten doenin one's turn • op zijn beurtyour turn • jij bentbe of a musical turn (of mind) • muzikaal aangelegd zijnat every turn • bij elke stap/gelegenheid, overaldone to a turn • perfect klaargemaakt, precies gaar genoeg→ good good/♦voorbeelden:————————turn23 〈 benaming voor〉 van richting veranderen ⇒ afslaan, draaien, een bocht/draai maken; (zich) omkeren, (zich) omdraaien; een keer nemen, kenteren 〈 van getijde〉♦voorbeelden:his thoughts turned to his mother • hij dacht aan zijn moederturn aside (from) • zich afwenden (van)turn to a book • een boek raadplegenturn to drink • aan de drank rakenthe car turned left, right, and then turned into Bond Street • de auto sloeg saf, rechtsaf, en draaide toen Bond Street inturn about • zich omkerenabout turn! • rechtsom(keert)! 〈 bevel aan troepen〉turn (a)round • zich omdraaien 〈 van iemand〉; een ommekeer maken 〈 bijvoorbeeld van economie〉; van gedachten/mening veranderenturn back • terugkeren, omkerenturn down a side street • een zijstraat inslaanwe turned off the M1 at Hatfield • we gingen van de M1 af bij Hatfieldhe turned to teaching • hij switchte naar (het) onderwijsturn into • veranderen in, wordenthe success of a film turns on many factors • het succes van een film hangt van vele factoren afwater turns to ice • water wordt ijsturn (up)on someone • iemand aanvallen, zich tegen iemand keren→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/2 〈 benaming voor〉 omdraaien ⇒ (doen) omkeren; omploegen, omspitten; omslaan, keren 〈 kraag〉; omvouwen4 verzuren ⇒ zuur worden/maken♦voorbeelden:the wheels turn fast • de wielen draaien snelshe turned the car • zij keerde de autoshe turned my old coat • zij keerde mijn oude jas (binnenstebuiten)turn the collar • de kraag omslaanturn the page • de bladzijde omslaanturn about • omkeren, omdraaienturn (a)round • ronddraaien; omkeren, omdraaienturn back • omvouwen, omslaanturn back the sheets • de lakens omslaan/open slaanturn something inside out • iets binnenstebuiten keren; 〈 figuurlijk〉grondig doorzoeken, overhoophalenit seemed as if the world had turned topsy-turvy • het leek wel de omgekeerde wereldturn upside down • ondersteboven kerenturn to page seven • sla bladzijde zeven opturn a phrase • iets mooi zeggenthe warm weather turned the milk • door het warme weer verzuurde de melk4 (doen) veranderen (van) ⇒ omzetten, verzetten; (ver)maken; een wending geven aan 〈 gesprek〉; bocht/draai laten maken, draaien; afwenden, omleiden♦voorbeelden:1 turn a circle • een cirkel maken/beschrijventurn the conversation • een andere wending aan het gesprek geventurn a stream • een stroom omleidenturn the switch • de wissel omzettenturn into • veranderen in, (ver)maken tot; omzetten in〈 figuurlijk〉 the terrible hangover turned him off drink for some time • door de enorme kater had hij een tijdje geen enkele interesse in drankturn the conversation to something different • het gesprek op iets anders brengenturn a gun on someone • een geweer op iemand richtenshe turned her face away from the corpses • zij wendde haar hoofd af van de lijkenturn a child against his parents • een kind tegen zijn ouders opstoken〈 Amerikaans-Engels〉 turn loose • los/vrijlatenmy wife is/has turned fifty • mijn vrouw is de vijftig gepasseerd/is vijftig gewordenit is/has turned six o'clock • het is zes uur geweestturn away • wegsturen, wegjagen, ontslaan; 〈 figuurlijk〉verwerpen, afwijzenwe were turned back at the entrance • bij de ingang werden we teruggestuurdturn someone into the street • iemand op straat zetten→ turn down turn down/, turn in turn in/, turn off turn off/, turn on turn on/, turn out turn out/, turn over turn over/, turn up turn up/IV 〈 koppelwerkwoord〉1 worden♦voorbeelden:her skin turned brown • haar vel werd bruinhis wife turned Catholic • zijn vrouw werd katholiekthe milk turned sour • de melk werd zuur -
19 dépôt
dépôt [deepoo]〈m.〉2 (het) deponeren ⇒ indiening 〈 van stukken〉 ⇒ storting 〈 van geld〉 ⇒ deponering 〈 van een handelsmerk〉 ⇒ (het) in bewaring geven 〈 van bagage, kleding〉7 opslagplaats ⇒ depot, entrepot, (opslag)loods, pakhuis♦voorbeelden:dépôt de brevet • octrooiaanvragemettre qc. en dépôt • iets in bewaring geven→ banquem1) neerlegging [krans]3) indiening [stukken]4) storting [geld]5) deposito6) bijzetting [dode]7) bewaargeving [juridisch]8) borgstelling9) opslagplaats, pakhuis10) bagagedepot11) garage12) afzetting, laag -
20 remise
remise [rəmiez]〈v.〉1 (het) weer plaatsen ⇒ (het) weer leggen, zetten, herstel2 overhandiging ⇒ bezorging, afgifte, indiening3 uitstel ⇒ verdaging, opschorting6 schuur ⇒ koetshuis, garage♦voorbeelden:remise en état • reparatie, herstel〈 sport en spel〉 remise en jeu • ingooi, inworpremise des prix • prijsuitreikingremise de peine • strafverminderingf3) uitstel4) korting6) schuur, garage
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Garage — (de) … Kölsch Dialekt Lexikon
garage — [ garaʒ ] n. m. • 1865; autre sens 1802; de garer 1 ♦ Rare Action de garer (un véhicule). Ch. de fer Action de garer (des wagons) à l écart de la voie principale. VOIE DE GARAGE : voie se détachant de la voie principale par un aiguillage, où l on … Encyclopédie Universelle
Garage — may refer to:;Clothing: *Garage (clothing), US/Canadian retailer for girls.;Vehicles: *Automobile repair shop, where vehicles are serviced and repaired. *Parking and storage : **Parking garage, a building serving as a public parking facility.… … Wikipedia
Garage — Sf std. (20. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. garage m., einer Ableitung von frz. garer in eine sichere Verwahrstelle bringen , aus prov. garar achtgeben, bewahren , entweder mit Übergang von w zu g aus g. * war ō beachten (wahren) oder zu l. * … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Garage — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • Werkstatt Bsp.: • Der Wagen ist in der Garage. • Es hat eine Garage. • Sein Auto steht nachts in der Garage … Deutsch Wörterbuch
Garage — Garage: Die Bezeichnung für »Raum, Gebäude zum Abstellen von Kraftfahrzeugen« ist eine Entlehnung des 20. Jh.s aus gleichbed. frz. garage. Wie frz. gare »Bahnhof« ist auch garage eine Bildung zu frz. garer »in sichere Verwahrung bringen«, das… … Das Herkunftswörterbuch
Garage — Ga rage (g[.a] r[aum]zh or g[.a] r[aum]j or (Brit.) g[.a]r [asl]j), v. t. [imp. & p. p. {Garaged} (g[.a] r[aum]zhd , g[.a] r[aum]jd or g[.a]r [asl]jd); p. pr. & vb. n. {Garaging} (g[.a] r[aum]zh [i^]ng, g[.a] r[aum]j [i^]ng or g[.a]r… … The Collaborative International Dictionary of English
garage — /fr. ɡaˈʀaʒ/ [vc. fr., garage, da garer «porre al riparo»] s. m. inv. autorimessa, box (ingl.) □ autosilo … Sinonimi e Contrari. Terza edizione
garage — ► NOUN 1) a building for housing a motor vehicle or vehicles. 2) an establishment which sells fuel or which repairs and sells motor vehicles. ► VERB ▪ put or keep (a motor vehicle) in a garage. ORIGIN French, from garer to shelter … English terms dictionary
garage — [gə räzh′, gəräj′; ] Brit [ gar′äzh΄, gar′ij] n. [Fr < garer, to protect, preserve < Gmc, as in OHG waron, to watch over: for IE base see WARN] 1. a closed shelter for a motor vehicle or vehicles 2. a business establishment where motor… … English World dictionary
Garage — Ga rage (g[.a] r[aum]zh or g[.a] r[aum]j or (Brit.) g[.a]r [asl]j), n. [F.] 1. an enclosed structure for housing or parking motor vehicles, especially automobiles. [Webster 1913 Suppl. +PJC] 2. (A[ e]ronautics) A shed for housing an airship or… … The Collaborative International Dictionary of English